|
|
|
een veelzijdig meesterDe directeur van de Kweekschool aan het Hemelrijken in Eindhoven hield mij steeds voor dat ik me in mijn werk door de leerlingen moest laten aanspreken met “meester”. Hij vond het niks als er “meneer” tegen je gezegd zou worden. En het je aanroepen met je voornaam was al helemaal uit den boze. “Meester is een prachtige aanspreeknaam voor een onderwijzer, het is de naam voor je mooie beroep en het geeft aan dat het een meesterlijke taak is die je uitvoert.
docentAan het eind van het gesprek geeft hij het ruiterlijk toe: het liefst zou hij toch lesgeven en omgaan met studenten om hen te vormen tot Ghanezen, die op het gebied van financiën en management hun land van dienst kunnen zijn. ‘Ik voel me in mijn nieuwe functie oké hoor, maar mijn hart ligt in het geven van onderwijs. Tot halfweg 2013 was ik verbonden als lector aan de Technische Universiteit in Wa (Noord Ghana). Ik gaf daar les aan de faculteit “economics and finance” met drie- tot achthonderd studenten. In goed overleg met ons ministerie van onderwijs startte ik een nieuwe afdeling “banking and finance” binnen deze faculteit en ontwierp daarvoor een driejarige leergang. Het was prachtig werk, waar ik me met ziel en zaligheid aan kon geven.’ ‘Het was niet alleen fijn om te doen, het was ook nuttig voor ons land én ik vind het ook prachtig om met jongeren te werken. Deze toonden zich erg gemotiveerd en waren zeer leergierig. Dat is dan een prima “bedding” om in te werken. Ik heb dat een paar jaar mogen doen, totdat de congregatie me vroeg om naar Maastricht te gaan en daar de functie van generaal econoom van de FIC te gaan bekleden. Het is een opdracht die helemaal past in de opleidingen die ik heb mogen volgen en het is ook een taak die me boeit. Maar ik mis mijn studenten nog elke dag, als ik het eerlijk moet zeggen.’vaak verhuisd‘Mijn vader had het beroep van catechist in de Upper West Region in Ghana. Mijn moeder is een toegewijde huisvrouw. Ons gezin bestaat uit vijf jongens en twee meisjes. Omdat mijn vader vanwege zijn functie door de bisschop steeds op andere plaatsen te werk werd gesteld, moest ons gezin vaak verhuizen. Ik ben geboren in het dorpje Duong, waar mijn ouders en veel familieleden nog woonachtig zijn.’
‘Ik geloof dat ik toen al het idee kreeg om broeder te worden, maar blijkbaar was daar de tijd nog niet rijp genoeg voor. Toen ik mijn opleiding in Nandom had afgerond ging ik door bemiddeling van mijn oom bij een Libanese zakenman werken. Die produceerde medisch materiaal en ik kreeg de taak van boekhouder.’ ‘Na enige tijd kreeg ik een baan als manager op een ananasplantage van diezelfde zakenman. Ruim honderdvijftig arbeiders verdienden er de kost. Ik kreeg in de gaten dat de bedrijfsleider de boel financieel bedonderde. Hij voerde in zijn boekhouding het getal van tweehonderdvijftig arbeiders op en de salarissen van honderd fictieve medewerkers stak hij in zijn eigen zak. Toen ik deze vorm van diefstal aan de hoogste leiding meldde, was de bedrijfsleider plotseling vertrokken en kon de plantage van een faillissement worden gered. Het was voor mij een goede leerschool: te ontdekken dat niet elke mens zich aan de regels houdt, maar ook werd het me duidelijk dat ik goed in de gaten heb wanneer er financieel iets niet klopt.’ ‘Mijn vader vond dat ik wel wat meer in mijn mars had en stelde me voor om een opleiding tot onderwijzer te gaan volgen. Nog steeds ben ik hem dankbaar dat hij me deze suggestie gaf. Ik ging naar de pedagogische academie in Tamale, een regeringsschool. Daarna kreeg ik de benoeming in een dorp in het zuiden, waar ik twee jaar met plezier les gaf. Ondertussen volgde ik de contactdagen van het vormingsteam van de FIC. Ik raakte steeds meer in de ban van de congregatie en vroeg aan mijn ouders om me aan te mogen melden bij de FIC. Die toestemming werd me van harte gegeven en ik begon in 1992 mijn opleiding die ik in 1995 afsloot met mijn eerste professie.’ goed gezelschap‘De broeders heb ik leren ervaren als behulpzame, sociale, toegewijde en hard werkende mannen. In hun onderwijs en in hun optreden zijn ze gedisciplineerd. Ik vind hun inzet van hoge kwaliteit, die vooral gestoeld is op een goede onderlinge samenwerking. Dit was me opgevallen toen ik met hen op school in contact kwam. Eenmaal lid van de FIC, bleek me dat het communiteitsleven erg sterk is. Dat sluit goed aan bij de mentaliteit van de Ghanezen die in wezen gemeenschapsmensen zijn.
‘Ik ben blij te constateren dat dit gevoel een wereldwijde invulling krijgt. Als ik medebroeders uit andere landen ontmoet, stel ik dat ook vast. En in mijn nieuwe communiteit in Maastricht aan de Burgemeester Cortenstraat voel ik dat ook. We bidden en vieren op een goede en trouwe manier samen in onze gebedsruimte. We delen elkaars leven in ontspanning en bij de maaltijden. En we gunnen elkaar de ruimte om onszelf te zijn. Dat is allemaal belangrijk voor de goede balans in mijn leven: dat er ruimte is voor mijn eigenheid, dat we samen op zoek blijven naar de Heer in wiens spoor we proberen te leven, dat we onze opdracht die we in de congregatie hebben gekregen goed vervullen en dat er ruimte is voor een innerlijke rust in mezelf. Ik bevind me al bijna twintig jaar in een goed gezelschap. Dat geeft me de kracht om mijn werk goed te doen.’ vorming‘Ik ben blij dat ik in mijn leven als broeder veel kansen heb gekregen om me te vormen. Dat heeft ertoe bijgedragen dat ik kan zijn wie ik nu ben. Dat blijkt ook uit mijn persoonlijke geschiedenis. Ik werd gevraagd om in Zebilla – een kleine plaats in het straatarme noorden van ons land – een lagere school te starten. Onze huisvesting was aanvankelijk erg primitief. Toen eenmaal bleek dat men onze inzet waardeerde, werd er een mooi communiteitshuis gebouwd naar ontwerp van broeder Wim Luiten. Zijn ontwerp sluit prachtig aan bij de bruine kleur van de aarde en bij de bouwstijl van de compounds die in de buurt van het klooster gelegen zijn.’
‘Ik was heel erg blij toen me de kans werd geboden om te gaan studeren aan de International School for Management in Maastricht. Deze opleiding is gelieerd aan de universiteit van die stad. Ik mocht er vier modules volgen die betrekking hadden op gebieden als counseling, besluitvorming, organisatie, economie, financiën, marketing en accountancy. In twee vakgebieden deed ik een specialisatie en werd getraind in strategisch financieel beleid en internationaal zakendoen. Dat is een hele berg stof als ik dat zo opnoem. En het vervelende was nog dat de hele cursus – die oorspronkelijk twee jaar duurde – werd opgepropt in één jaar. De oorzaak daarvan was dat heel veel studenten die aan deze opleiding deelnamen – ze kwamen uit wel vijftien verschillende landen – een vaste betrekking hadden. Ze konden dus maar moeilijk op hun werk gemist worden. Het was keihard werken en ik had nauwelijks vrije tijd. Toch heb ik een aantal vrienden uit de tijd van deze specialisatie overgehouden. Een aantal ervan die in Nederland woonachtig zijn ga ik in de weekenden bezoeken.’ en toen...
Dat was een plek naar mijn hart: het sloot volledig aan bij mijn opleiding, ik kwam in contact met grote groepen studenten en mocht een nieuwe studierichting opstarten. Drie jaar lang heb ik daar met groot plezier gewerkt.’ ‘Na het generaal kapittel 2012 werd me gevraagd om de taak van broeder Lo Koeleman over te nemen. Ik moest daartoe naar Maastricht verhuizen, nadat ik mijn taak in Wa goed had overgedragen. Geld speelt in het leven een belangrijke rol. Je kunt er veel mee doen. Je kunt het in eer en geweten goed besteden en behoeden, maar je kunt er ook veel onheil mee aanrichten. Voor mijn persoonlijk leven speelt geld geen rol. Ik durf te beweren dat ik op een sobere manier leef, zoals dat van ons als broeder wordt gevraagd.
Ik ben naast mijn werkzaamheden weer bezig met een studie op het gebied van management. Op deze manier hou ik mijn geest fris en voel ik me een mens die goed in zijn vel zit. Ik ben een tevreden mens en hoop vanuit mijn opdracht als econoom mijn medebroeders en mensen die een beroep op de FIC doen van dienst te zijn.’ Wim Swüste (Met dank aan broeder Ton van Baaren die zorgde voor het vertaalwerk.) Bron: Berichten van de Broeders van Maastricht, 2014, nr. 2 |