|
|
|
ik krijg de kans om wereldwijd te denken
uitzonderlijkHet lag helemaal niet in de lijn van het gezin Besigrinee dat de jonge Raphael een schoolopleiding zou gaan volgen. Zijn vader bewerkte het land. De opbrengst daarvan diende voor eigen gebruik door het gezin. Dat telde negen kinderen. Zijn opa was de eerste bewoner in de wijde omgeving van Nandom die zich tot Christen liet dopen. Ook de ouders van Raphael waren katholiek en lieten hun kinderen dopen. De zorg voor het levensonderhoud van het gezin stond voorop. Daarbij werden ook de vier meisjes en vijf jongens ingeschakeld. Leren lezen en schrijven stond niet op het programma. Een zus, en uiteindelijk ook Raphael, mochten naar de basisschool. Zijn vader stemde daar in toe, als zij beiden maar na beëindiging van hun schoolperiode weer thuis kwamen helpen bij het werken op het land.Raphael kreeg les van broeder Dennis Dery. ‘Het was voor mij een prachtige ervaring om bij hem op school te zitten. Ik ondervond veel steun van hem en zorg. Het staat nog in mijn geheugen geprent dat hij een keer bij mijn ouders langs kwam. Omdat ik moest helpen bij het binnen halen van de oogst, was ik twee dagen niet op school geweest. Br. Dennis kwam informeren of ik soms ziek was. Die belangstelling en aandacht verwarmden mijn hart heel erg. Hij was niet alleen een goede broeder, maar ook een meelevend mens. Dat maakte diepe indruk op me.’
tell me a storyThuis, maar ook op de basisschool, bleek dat de jonge Raphael het in zich had om op een boeiende manier verhalen te vertellen. ‘In ons land is het vertellen van verhalen een mooie traditie. ’s Avonds als de mensen bij elkaar zitten, wordt de tijd doorgebracht met het vertellen van verhalen aan elkaar. Ik bleek daar heel goed in te zijn. Op school mocht ik aan mijn klasgenootjes verhalen vertellen die ik zelf bedacht. En ik zag dan hoe gespannen ze naar me luisterden. Dat gebeurde ook als we na het avondeten met mensen uit de buurt bij elkaar zaten. “Raphael, ken je nog een mooi verhaal?” vroegen ze dan. En dan begon ik te vertellen en ze luisterden ademloos naar me. Dat deed ik ook op school. Mijn verhalen werden opgeschreven en daar was ik best trots op. In mijn latere werk kwam me deze gave van goed kunnen vertellen, goed van pas.’ En als ik hem tijdens ons gesprek bezig hoor en hem met handgebaren en met grote bruine ogen over zijn leven hoor vertellen, kan ik me daar alles bij voorstellen.roeping‘Natuurlijk kun je nooit zeggen dat je inééns voelt dat je “geroepen bent tot het religieuze leven”. Net zoals in de bijbel staat dat Paulus geroepen wordt om zich te bekeren. Nee, zo werkt dat in werkelijkheid niet. Een roeping, het zoeken naar een bestemming in je leven, gebeurt meestal heel geleidelijk. Ik vertelde al dat ik getroffen werd door de persoon van broeder Dennis Dery. Hij was een vriendelijk man, maar hij straalde ook uit dat hij vooral een open en goede broeder was. Zo’n zelfde ervaring had ik met de broeders die ik ontmoette op de middelbare school in Nandom. Ze werkten hard, waren gedisciplineerd in hun lesgeven en orde houden, maar bleken ook warme en aardige mannen. Daar wilde ik wel bij gaan horen.
In 1989 vroeg ik aan mijn ouders of ik me bij de broeders mocht aansluiten en ze gingen ermee akkoord. Daarna volgde ik de vormingsperiode en deed in 1992 mijn eerste professie.’ vorming‘Ik mocht les gaan geven op een soort voorbereidende middelbare school, een junior secondary school, in Tamale. Daar had ik het erg naar mijn zin. Het communiteitsleven beviel me goed en ik voelde me prima in mijn vel zitten. Op zekere dag vroeg de provinciaal overste, broeder Methodius Kuusoru, me of ik niet een opleiding in de USA wilde gaan volgen, als voorbereiding op een taak die ik zou gaan krijgen in het vormingswerk van nieuwe kandidaten. Ik zei hem dat ik daar nog eens goed over na wilde denken. Kort en goed: na drie keer vragen, stemde ik daarmee in. Ik wachtte ermee om meteen “ja” te zeggen, omdat ik de aanbevolen opleiding te zwaar voor mezelf vond. Het ontbrak me aan een goede basis om naar de USA te gaan.’‘Uiteindelijk stemde ik ermee in. In St. Louis in de Verenigde Staten studeerde ik een jaar en de opleiding viel me eigenlijk best mee. Toch bleek dat ik daarna nog een aanvullende opleiding diende te volgen in theologie en opvoedkunde. Die volgde ik, na mijn eeuwige professie, met een groepje medebroeders aan het Tangaza College in Nairobi (Kenya).’ novicenmeester‘Het verschil tussen een leek en een religieus is, dat je niet steeds zélf een beslissing neemt over de loop van je leven. Dat bleek toen ik met succes mijn studies had afgerond. Ik had gedacht dat ik wel een baan zou krijgen op een middelbare school, maar dat verliep anders. Mijn overheid vroeg me om novicenmeester te worden. Dat stond wat haaks op mijn verwachtingen, maar van de andere kant vond ik het ook wel een eervolle taak. Ik zag er ook tegenop omdat deze functie verantwoordelijkheid vroeg. Het verbaasde me dat ze me deze taak oplegden, maar beschouwde het als een “missie” die me werd opgelegd.
Je moet één zijn met de groep mannen met wie je optrekt, maar ook reflecteren over de groei die de kandidaten doormaken. Weet je, het doet ook een intens beroep op je eigen functioneren. Het confronteert je met jouw persoonlijke doen en laten. “Ben ik wel een goed voorbeeld voor hen?” “Leef ik zelf zoals ik hen voorhoud hoe een echte FIC-er leeft?” En dan natuurlijk de cruciale vraag: Wat is het wezenlijke van ons, broeders FIC?’ ‘Ik heb deze taak vijf jaar mogen verrichten. Het was een heel kostbare periode. Daarin kreeg ik de kans om in de ziel van dertien jonge levens te mogen kijken. Daarbij leerde ik ontzettend veel, want zij vormden mij ook. En bij dat alles voelde ik me toch zeker, omdat ik wist dat ik het niet alleen hoefde te doen. God is mijn herder. Daar geloof ik vast in. Toen ik met dit werk ophield voelde ik me zeer verrijkt en gelukkig. Ik had het oprechte gevoel dat ik had gedaan wat ik doen moest, dank zij de hulp van God.’ ‘Het is heel moeilijk én verantwoordelijk om te ontdekken wat mensen met hun leven willen gaan doen. Het is een open deur om te zeggen dat je ook geconfronteerd wordt met de grote verschillen in karakter, achtergrond en motivatie. Dat vraagt veel geduld en veel tijd. Je moet je steeds afvragen of hun “ja” ook werkelijk diep gemeend is. Bij dit alles was het erg belangrijk dat ik mijn leven met hen deelde: samen eten, lesgeven, ontspannen, bidden. Elke veertien dagen had ik een persoonlijk gesprek met ieder van hen. En dan werd er niet gelet op de tijd die dat vroeg. We waren er voor elkaar en dan geldt de tijd niet.’ generaal bestuurBij de voorbereiding op het generaal kapittel in 2012 wordt Raphael gekozen als lid van de Ghanese delegatie. Hij mag mee naar Indonesië waar het kapittel wordt gehouden, samen met broeders uit Chili, Indonesië, Malawi, Nederland en Ghana.
Het kwam op mijn weg en ik zei heel bewust “ja” toen op 22 augustus 2012 de generaal overste me na de uitslag van de stemming vroeg of ik de keuze van harte accepteerde.’ ‘Thuis in Ghana bleek dat mijn familie erg verbaasd was over mijn nieuwe job. Mijn ouders zijn inmiddels overleden en mijn broers en zussen vonden het vreemd dat ik zes jaar lang vanuit een ver vreemd land de broeders leiding ging geven. Enkele neven van me die gestudeerd hebben, zeiden me dat ze begrepen wat er van me gevraagd werd. Ze meldden me dat ze trots op me waren en dat het een eer was voor de hele familie. Dat gaf me veel steun. We hebben nog geregeld contact met elkaar via de telefoon en email.’
Dat merk ik ook in ontmoetingen met de ouder wordende broeders in Nederland. Dat inspireert me, verrijkt me en geeft me het gevoel dat ik genadevol werk mag doen. Ik word erdoor een rijker mens en daar ben ik zeer dankbaar voor.’ Wim Swüste (Met dank aan broeder Lo Koeleman die zorg droeg voor het vertaalwerk.) Bron: Berichten van de Broeders van Maastricht, 2014, nr. 2 |