terug naar Individuele Broeders
terug naar Startpagina
Econoom in woelige tijden
Br. Lo Koeleman nam op 21 november 2012 afscheid als lid van het generaal bestuur FIC en beëindigde op deze datum ook officieel zijn taak als generaal econoom van onze congregatie. ‘Ik vond het interessante twaalf jaren. Ze hebben me veel voldoening gegeven, maar ik ben ook blij dat ik mijn taken aan anderen kan overdragen. Het waren niet de gemakkelijkste jaren voor een econoom, dat zal je begrijpen.’
| |
gas terug nemen
Broeder Lo (Schiedam 1940) bewoont sinds zes maanden het pas verworven huis aan de Prins Bisschopsingel 22 in Maastricht. Het grote pand doet dienst als kantoorruimte voor het generaal bestuur FIC en provinciaal bestuur Nederland. Hij fungeerde er als kwartiermaker, zorgde voor de inrichting van het huis, begeleidde de verhuizingen van de kantoren aan de Burgemeester Cortenstraat in Maastricht (werkruimte van het generaal bestuur) en Rotterdam, Mathenesserweg (werkruimte van het provinciaal bestuur). Naast de inrichting van de acht werkruimten voor de bestuursleden, dienden ook de werkplekken voor secretariaten en economaten te worden geregeld.
Lo Koeleman voor het bijzondere trappenhuis van het huis aan de Prins Bisschopsingel in Maastricht.
|
En tevens werd de communiteitsruimte met woonverblijven voor drie medebroeders ingericht: die van Kees Gordijn, Ton van Baaren en hemzelf. ‘Ik ben er heel wat kilo’s van afgevallen, want het grote pand beschikt wél over een prachtig dubbel trappenhuis, maar heeft geen lift. Het pand fungeerde vanaf het begin van de vorige eeuw als weeshuis voor protestante jongens en meisjes, die voor elk “geslacht” over een aparte trap beschikten, keurig gescheiden door een dikke muur. Ik ben nu gesetteld in ons huis en kan aan de volgende fase van mijn leven beginnen. Het zal een rustiger fase gaan worden, denk ik zo.’
|
plannen
‘Op 21 november werd in de kapel van De Beyart het nieuwe generaal bestuur geïnstalleerd. Het was een mooie en druk bezochte plechtigheid. Twee leden (br. Martinus Handoko en br. Guido Sukarman) beginnen aan een volgende bestuursperiode. Br. Theo Suwaryanto uit Indonesië en br. Raphael Besigrinee uit Ghana zijn de nieuwelingen in het team. De laatste twee moeten hun werkzaamheden in eigen land nog afronden en hun verblijfsvergunningen moeten nog worden geregeld. Dat is in de huidige situatie van ons land een wat ingewikkeld papieren gebeuren. Het ziet er naar uit dat ze pas in de loop van 2013 definitief met hun werk kunnen beginnen. Dat zal inhouden dat ik in die maanden nog een beetje “op de winkel” zal moeten passen, mede ook omdat Martinus en Guido voor twee maanden op visitatie gaan in Indonesië.’
‘Ik krijg als opdracht om de nieuwe generaal econoom, br. Remy Nyukorong uit Ghana, in zijn nieuwe taak in te werken. Hij heeft al een degelijke opleiding achter de rug, onder andere aan de “Maastricht School of Management”. Het economisch archief van de FIC dient opnieuw uitgezocht en geordend te worden. Deze taak zal ik ook op me nemen. Hiernaast zal ik als een soort “huismeester” voor het pand aan de Prins Bisschopsingel gaan functioneren.’
‘Medio maart ga ik voor dik twee maanden naar Arizona (USA) om daar een sabbatperiode te doen en daarna zie ik wel wat er op mijn pad komt. Ik moet ook nog uitgeschreven worden als lid van de provincie Chili, waar ik nog steeds lid van ben. Dan kom ik administratief weer onder de Nederlandse provincie. Van harte hoop ik dat ik tijd krijg om te klussen: in de kelderruimte ga ik een werkplaats inrichten. En ik hoop ook weer mijn oude hobby als boekbinder te kunnen oppakken. Zo te zien zal ik me dus niet hoeven te vervelen.’
vierendertig jaar chili
Lo Koeleman, staande, vierde van links, samen met zijn groepsgenoten bij de eeuwige professie in 1995.
|
‘Bij het afleggen van mijn eeuwige gelofte mocht je aangeven of je beschikbaar zou zijn voor een taak in een van onze missiegebieden. Daar heb ik positief op geantwoord. In Chili was behoefte aan iemand die praktijkvakken kon geven op de technische school in Santiago de Chile. Van br. Avellinus Janssens, de toenmalige generale overste, kreeg ik in 1966 de vraag of ik naar Chili wilde. Ik heb daar een geweldige tijd gehad, mede ook omdat ik gevraagd werd voor taken die me goed lagen.’
|
‘Samen met br. Kees van der Wiel begonnen we de technische werkplaatsen op die school in te richten. Met Kees heb ik erg prettig samen gewerkt. Toen de degelijk ingerichte werkplaatsen waren verwezenlijkt, ben ik daarin praktijklessen machinebankwerken gaan geven. De bevoegdheden voor dit vak haalde ik in avondcursussen die ik mocht volgen.’
‘Toen door functiewisseling de plaats van directeur in 1972 vrij kwam, werd me gevraagd die functie te gaan vervullen.
Later werd ik een soort schoolbegeleider van de scholen die we toen in Talca, Buin en Santiago hadden. Dat was intensief werken, met name toen in de achterstandswijk San Antonio in Talca met een nieuw groot project werd gestart: de
technische school Mgr. Luis Rutten.’
In die periode werd Lo benoemd tot vormingsleider voor nieuwe kandidaten voor de congregatie en werd benoemd tot vice provinciaal overste in Chili. Op het generaal kapittel van 2000 in Wa (Ghana) koos men hem in het generaal bestuur. Vanaf 2003 had hij de eindverantwoordelijkheid voor de financiën van de hele congregatie.
|
De zwaarte van leidinggevende functies in Chili had geen invloed op het goede humeur van Lo.
|
financiën
‘In 2003 behoefden we ons nog geen grote financiële zorgen te maken. Wereldwijd ging het voor de wind, totdat in 2006 de crisis uitbrak waar wij als FIC natuurlijk ook mee te maken kregen. Vanaf dat moment tot op heden is het schipperen geblazen. Gelukkig kon ik terugvallen op onze Financiële Advies Commissie, waarin een aantal gedegen financiele deskundigen “van buiten” zitting hebben’
De woon- en slaapkamer van Lo onder de dakbalken heeft een warme uitstraling. |
‘Het generaal kapittel 1994 had besloten dat onze congregatie geen groot vermogen “achter de hand” zou hebben. We dienden niet te rijk te zijn en moesten delen van onze reserves aan goede doelen weggeven. Dat kon toen besloten worden omdat er nog geen vuiltjes aan de financiële lucht waren. Het betekende dat onze reserves – waarmee vijf provincies moesten gerund worden – danig slonken.’
‘In 2000 werd daarom het beleid aangepast. Iedere provincie kon per boekjaar, naast de gewone begroting voor lopende kosten, “projecten” indienen. De goedkeuring van deze aanvragen gebeurde op bijeenkomsten van de vijf provinciale oversten met het generaal bestuur.
|
Dit ging enkele jaren voort, totdat het moment aanbrak dat er geen geld voor deze aanvragen beschikbaar bleek. We moesten drastisch gaan bezuinigen.’
‘De teruggang van onze reserves werd veroorzaakt door, zoals ik hierboven vertelde, het kapittelbesluit van 1994. Daarnaast liep de rente van onze beleggingen ontzettend terug. Die ging van zo’n zeven procent naar anderhalf procent op dit moment. Aan het begin van de beurscrisis bleek dat we fors verloren op onze beleggingen. Van de andere kant liepen de kosten per broeder vanwege de stijgende prijzen fors op. Door het instorten van de woningmarkt boekten we ook flinke verliezen: kloosters die we in Nederland verlieten en wilden verkopen, brachten veel minder op dan was geschat. De premies voor ziektekosten stegen razend snel, waar er juist in Nederland meer geld beschikbaar moest komen vanwege de veroudering van onze medebroeders. Je ziet: het was en is een hele klus om onze gemeenschappelijke portemonnee goed te bewaken.’
grote verantwoordelijkheid
‘Alles bijeen was het dus een grote verantwoordelijkheid die op de functie van generaal econoom drukt. Ik ben me daar in al die jaren zeer van bewust geweest. Maar het is niet zo, dat ik er slechter om heb geslapen. Als er moeilijke besluiten genomen dienden te worden, deed ik dat natuurlijk nooit op mijn eentje. Besluiten werden door het gehele generaal bestuur genomen, na goed advies te hebben ingewonnen van onze adviescommissie.’
‘Ondanks dat was het vaak schipperen en soms een gok wagen. Volgens mij hebben we een verantwoorde en goed gespreide beleggingsportefeuille, waarbij we rekening houden met de komende jaren waarin een geleidelijke geldstroom in gang kan worden gehouden.
|
In het huis aan de Prins Bisschopsingel wordt ook een stemmige gebeds- en bezinningsruimte ingericht.
|
Hierbij tellen het laatste jaar ook erg zwaar de relatief grote bedragen die we dienen uit te keren aan de slachtoffers van seksueel misbruik door een groep medebroeders in het verleden gepleegd.’
internationaal leven
In zijn communiteitsleven in Chili en in de communiteit van het generaal bestuur had Lo Koeleman te maken met het samenleven met medebroeders uit verschillende landen. Hij verbleef in internationaal samengestelde communiteiten.
‘Mijn ervaring is dat het delen van je leven met mensen uit andere culturen, met een andere insteek van leven, met soms totaal andere familiale achtergrond, geen eenvoudige opdracht is. Aanvankelijk “verkijk” je je op het feit dat we allemaal proberen te leven vanuit eenzelfde ideaal: allemaal leven en werken we immers vanuit de geestelijke erfenis van onze beide stichters Mgr. Louis Rutten en br. Bernardus Hoecken. Dat schept wereldwijd een band.’
|
De communiteit van het generaal bestuur vroeg van Lo inschikkelijkheid op het gebied van samenleven van verschillende culturen. |
‘Mannen die je nog nooit als medebroeder hebt ontmoet, verwelkomen je met grote hartelijkheid en je voelt je er meteen bij thuis. Maar als je dag in dag uit met hen optrekt, merk je dat de wezenlijke verschillen – die er ontegenzeggelijk zijn – scherper voor de dag komen. Wanneer dat niet bijtijds wordt onderkend en uitgesproken, kan dat leiden tot wrevel en onbegrip.’
Een werkplaats voor allerlei karweitjes en hobby veraangenaamt het leven.
|
‘Ik vind het heel belangrijk dat we als broeders op een zeer serieuze manier aandacht schenken aan ons gemeenschapsleven. Dat kan overigens per land en per landaard op een andere wijze vorm krijgen. Ik zou zeggen: je moet in je leven de wensen van je medebroeders – hoe je communiteit ook is samengesteld – proberen vóór te zijn. We leven soms veel te veel langs elkaar heen en vergeten soms dat we in diepste zin toch allemaal hetzelfde willen, los van verschil in karakter, afkomst, landaard of wat dan ook. Als je daar samen geen modus van samenleven in vindt, lig ik daar – in tegenstelling tot financiële zorgen – wél soms wakker van.’
|
Wim Swüste
Bron: Berichten van de Broeders van Maastricht, 2013, nr 1
naar boven
|