"GOED ZIJN, GOED DOEN"
Interview met br. KEES GORDIJN |
‘Broeder Bernardus heeft ons vier woorden aangereikt: “Goed zijn, goed doen”. Vier simpele woorden. Korter kan het niet gezegd worden. Deze heldere woorden mogen verstaan worden als een persoonlijke uitnodiging aan iedere medebroeder om goedheid, die in ieder van ons verscholen ligt, meer zichtbaar te maken.’
‘Dat is de opdracht die we allemaal – broeders, geassocieerde leden en leidinggevenden – in de komende zes jaar opnieuw gestalte gaan geven.’ Op zijn kantoor in De Beyart, spreken we met de nieuw gekozen provinciale overste van de FIC broedergemeenschap in Nederland, broeder Kees Gordijn.
Zo heeft het kapittel 2012 beslist. Hij draagt de eindverantwoordelijkheid voor zo’n zeventig medebroeders. ‘Gelukkig sta ik er niet alleen voor. In Wim Luiten, Maarten Bouw en Frans Turkenburg heb ik erg waardevolle teamgenoten, waar ik alle vertrouwen in heb.’
|
koperen bol met rafels en gaten
Op de tafel waaraan we zitten te praten staat een fraaie bronzen bol met gerafelde randen en voorzien van kleine en grotere gaten. Het is een kaarsenhouder, waarin een lichtje brandt. ‘Na onze verkiezing op 10 oktober laatstleden, kreeg ieder nieuw gekozen bestuurslid van ons geassocieerd lid en tevens kapittellid, mevrouw Bep van Eijden - van Leersum, dit prachtige cadeau. We vonden dat een zeer zinvol gebaar, met name omdat het een mooi symbolisch voorwerp is.’
|
Broeder Kees Gordijn maakt gebruik van een kantoor in De Beyart om zijn medebroeders nabij te kunnen zijn. |
|
‘Ons licht is nog niet gedoofd. De bol staat voor de wijze waarop we als broeders leven: soms breekt het licht door via kleine openingen, soms straalt het voluit door de grotere gaten. We blijven op een eigen wijze licht uitstralen, maar ons leven kan ook pijn doen. Door lichamelijke en geestelijke aftakeling, door fouten door onze gemeenschap begaan. Soms gaat het volgens ons gevoel niet goed, schuren en snijden de rafelige kanten. Soms verduisteren blokkades ons leven.’
‘Het leven zit vol blijde verrassingen, teleurstellingen, vol met liefde maar ook veel geweld. Veel tegenstrijdige ervaringen, die ons in verwarring kunnen brengen. Als we elkaar de opdracht hebben gegeven “goed te zijn en goed te doen”, dan proberen we elke dag opnieuw om van de ander te leren en daardoor ook iets van de grootheid in onszelf te ontdekken.’
Eind zeventiger, begin tachtiger jaren was Kees (midden) o.a. hoofd van een basisschool in Almere. |
|
geslaagde kapitteldagen
‘Dit jaar kwamen we met de acht gekozen kapittelleden in drie vergaderblokken van enkele dagen in De Beyart bijeen. Dat was in maart, juni en oktober. Als ik erop terugkijk, word ik vervuld van gevoelens van dankbaarheid en tevredenheid. Er werd op een constructieve wijze teruggekeken op de afgelopen zes jaar, maar ook met elan en vertrouwen vooruit gekeken.’
|
‘Elk van de drie zittingen werd geopend met een halve dag van bezinning en gebed. Br. Johan Muijtjens sprak ons aan op ons “broeder van mensen zijn”. Mevrouw Myriam Steemers maakte onze ogen open voor de eenzaamheid die velen van ons ervaren. De heer Léon Huybregts en mevrouw Sparla hadden een goed en praktisch verhaal over dementerende medebroeders. En bij de laatste zitting had Frank Ploum, de directeur van “De Nieuwe Liefde” in Amsterdam, een zinvolle bijdrage over het wakker houden van de begeestering in ons religieuze leven. Elke bijdrage riep vragen bij ons op. We werden aan het begin van elke sessie daardoor gedwongen om te kijken naar de plaats waarop je nu zelf staat. We maakten dan een bezinnende start, zetten ons op een goed spoor van nadenken, dat een weldadige uitwerking had op het werken in de komende vergaderdagen. Er kwam een goed slotdocument tot stand.’
‘Daarmee kunnen we als broeders zes jaar aan de slag. Steeds zal dat in de komende jaren aan de orde komen, via bezinnende bijeenkomsten, in pastorale brieven die we zullen gaan schrijven, in onze tijdschriften en in persoonlijke ontmoetingen van ons als bestuur met medebroeders. Dat alles onder de noemer van de vier woorden van onze eerste medebroeder Bernardus Hoecken: “Goed zijn, goed doen”.’
‘Belangrijke punten die op onze bijeenkomsten aan de orde kwamen, waren: het levend houden van onze geestkracht; het helpen verlichten van de eenzaamheid in eigen kring en daarbuiten; met aandacht omgaan met dementerende medebroeders; het blijven bevorderen van onze openheid en solidariteit naar buiten; aandacht voor het woonzorgcentrum De Beyart waarin de meeste broeders FIC in Nederland woonachtig zijn; aandacht voor een sobere levensstijl, ook in verband met onze zwakker wordende financiële situatie; het ons bewust blijven van het zoeken naar medestanders in geassocieerd lidmaatschap, broederschap of anderszins. Hiernaast zullen de gevolgen van het seksueel misbruik nog enige tijd blijven doorklinken in het bestuurlijke werk van het bestuur.’
eindverantwoordelijke
‘Ik heb me nooit bedacht dat het me gevraagd zou worden om eindverantwoordelijke te worden van onze groep broeders in Nederland. In de loop van mijn leven waren daar ook geen signalen naar. Bij het vrij plotseling ziek worden en overlijden van mijn voorganger Br. Theo Broelman in het begin van 2012, hebben zaken in mijn leven een grote wending genomen. Volgens onze constituties diende ik hem (tijdelijk) op te volgen. Daarna volgde het kapittel, dat blijkbaar zoveel vertrouwen in me had gekregen dat ik deze taak nog voor zes jaar mocht voortzetten. Met dat vertrouwen en deze zending ben ik erg ingenomen. Als je vraagt of ik er nachten van wakker lig, moet ik eerlijk zeggen dat dit niet het geval is.’
‘Ik woonde de afgelopen achttien jaar in Noord Holland en ben nu naar Maastricht verhuisd. Ik ben lid van een kleine communiteit aan de Prins Bisschopsingel, maar houd mijn kantoorruimte in De Beyart.
|
Kees voelt een hechte bann met de Stichters van de FIC. Zo legde hij bij de herdenking van Mgr. Rutten in 1991 bloemen op diens graf.
|
|
Daar heb ik bewust voor gekozen. Ik wil graag, als provinciaal overste, leven en werken te midden van de broeders. Ze moeten me bij wijze van spreken elke dag kunnen zien en aanspreken. Daar ben ik voor. Dat geldt ook voor het nauwe contact dat ik wil hebben met het Lokaal Bestuur FIC, Léon, Sylvia en Wilma die voor de broeders in De Beyart zorgen. Zo zit ik dicht bij “het vuur” en sta ik midden in ons samenleven als FIC.’
‘Elke morgen wandel ik naar mijn werkplek. Tussen de middag ga ik even naar huis voor de lunch en in de namiddag ga ik – na mijn werk – weer naar huis. Dat schept een gezonde afstand en zo kunnen zaken, al wandelend door het centrum van Maastricht, bij mij wat neer dwarrelen in mijn hoofd. Dat geeft veel rust en daardoor voel ik me sterker in mijn schoenen staan.’
Voor toeristen is Medemblik vooral een plek van doorkomst, voor Kees was het afscheid van zijn woonplaats en vrienden daar een offer. |
|
‘Ik ben van huis uit iemand die enige rust in zich draagt. Ook in mijn doen en laten. Ik vind dat ik niet zo onvoorstelbaar dynamisch hoef te zijn. Daarnaast voel ik me zeer plichtsgetrouw en werk zaken die op mijn bureau liggen, goed en zo snel mogelijk af.’
‘Weet je, als ik uit mijn raam kijk naar de bomen op het Beyartterrein, dan kan ik rustig een poosje naar zo’n boom zitten staren. Er komen dan allerlei gedachten in me op. die ik weer kan aanwenden voor mijn werk. Als ik de zorgen rond mijn werk niet van me af had kunnen zetten, had ik nooit aan deze taak willen beginnen.’
|
blij met de collega’s
‘We hebben op dit moment een goed bestuursteam. Daar ben ik heel blij mee. We passen goed bij elkaar. Ik vertrouw erop dat we het met elkaar best zullen klaren, in de geest van wat het kapittel ons heeft gevraagd en opgedragen. We spreken elkaar aan op ieders eigen kwaliteiten en dat bindt.’
‘Bij de sluiting van het kapittel hebben we ook afscheid genomen van enkele mensen die een heel grote bijdrage hebben geleverd voor de provincie in de afgelopen jaren. Br. Frans School was achttien jaar lang lid van het bestuur. Hij was een serieus en consciëntieus werker. Hij was een attent en zeer deskundig collega. We zijn hem erg dankbaar voor zijn inzet en hebben dat ook op het kapittel welgemeend verwoord. Frans blijft nog zijn bijdrage leveren in bijeenkomsten rond seksueel misbruik.’
‘Mevrouw Conny Kappelhof-Streep was ruim twaalf jaar onze secretaresse. Bij het verhuizen van Rotterdam naar Maastricht van onze bestuursplaats, hebben we afscheid van haar vele kwaliteiten moeten nemen. Ze voelde zich nauw verwant met ons en leverde een erg goede bijdrage vanuit haar functie aan ons bestuur.’
‘Tenslotte verlaat de heer Jos van Eijden ons bestuursteam. Hij functioneerde bijna dertien jaar als onze beleidsmedewerker. Hij deed dat mede ook als geassocieerd lid van de FIC. Hij was op de kapittels van 2006 en 2012 verantwoordelijk voor het secretariaat en bereidde veel nota’s voor, samen met Br. Frans School. We zijn Jos ontzettend dankbaar voor alles wat hij voor ons heeft gedaan: het bijwonen van bestuursoverleg, het aanwezig zijn op meerdaagse vergaderingen, het verzorgen van documenten rond seksueel misbruik, etc. Het siert hem dat hij deze werkzaamheden op een uiterst bescheiden wijze uitvoerde. Ook hem zullen we in ons werk gaan missen.’
|
De bol die Kees na zijn verkiezing tot provinciale overste kreeg, heeft een prominente plaats op de vergadertafel in zijn kantoor. |
|
woord van steun
‘Ik vond bij de voorbereiding op de toespraak bij onze installatie op zondag 14 oktober in de mudvolle Beyartkapel mooie woorden van Dom Helder Camara. Ze zijn mij op het lijf geschreven en ik citeer die graag tot slot. “Accepteer de veranderingen in je leven, die je plannen in de war sturen, die je dromen vernietigen. Veranderingen die een totale wending geven aan je dag en misschien zelfs aan je leven. Het is niet het noodlot. Geef aan de Vader de vrijheid om zelf aan het raamwerk van jouw leven te bouwen”. Ik beschouw dat persoonlijk als een blijvende opdracht en zal me daarin gelukkig voelen. Vast en zeker.’
Wim Swüste
Bron: Berichten van de Broeders van Maastricht, jaargang 2012, nummer 6 (december)
naar boven
|