elk leven heeft zijn eigen geschiedenis
De titel van dit interview is natuurlijk een waarheid als een koe. Maar bij broeder Jos Bom (foto) is dat dit jaar dubbel actueel. Als verpleegkundige neemt hij na 32 jaar afscheid van het Academisch Ziekenhuis in Maastricht en als amateur-archivaris nemen het leven en werken van Mgr. Rutten bij hem een grote plaats in. In het gesprek dat we met hem hebben komen (hopelijk) beide aspecten goed uit de verf.
geduldig zoekwerk
In dit jubileumjaar van onze congregatie geven we aan het geduldige zoekwerk van Jos in het stadsarchief van Maastricht even de voorrang in dit interview. In het spoor van de congregationele archivarissen, de broeders Patricio Winters en Carloman Smit, heeft hij al vele jaren in het stadsarchief van Maastricht gezocht naar meer bijzonderheden over de persoon van Louis Rutten.
‘Het zoeken in archiefstukken en documenten heeft me altijd erg geboeid. Dat geldt voor het napluizen van familiegeschiedenissen en stambomen. Maar het gaat ook op voor het zoeken in oude documenten naar feiten uit het leven van Mgr. Rutten. Van Carloman had ik al een volle ordner met kopieën van archiefmateriaal gekregen. Die daagden me uit om verder te gaan zoeken. Dat vraagt veel geduld en ik ben blij dat ik dat kan opbrengen. Het is ontzettend boeiend werk om aan de hand van brieven, vermeldingen van verhuizingen, aankoop van panden en andere soorten registers, beetje bij beetje meer zicht te krijgen op iemands leven. En dat geldt zeker voor het leven van een van onze beide stichters. Ik vind dat je het zoeken naar feiten en gebeurtenissen van een persoon op een eerlijke manier moet doen. Ik ben niet op zoek naar materiaal om Rutten zalig te laten verklaren. Als dat je werkwijze is, ben je mijns inziens veel te gericht en doelbewust het archiefmateriaal aan het doornemen. Het gaat er mij om wat meer van hem te weten te komen. In laatste instantie zou je daar dan conclusies uit mogen gaan trekken.’
opvoeding en vorming
‘Louis Rutten verloor op jeugdige leeftijd zijn moeder. Zijn vader had het druk met het runnen van een bierbrouwerij in Maastricht. Daarom werd de opvoeding en vorming overgedragen aan de oma van Louis. Uit overlevering is bekend dat ze hem verwende. Hij had geen sterke gezondheid en er zal dus wellicht wat van “medelijden” in haar zorg en bejegening hebben meegespeeld. Ondanks het feit dat Louis best een goed stel hersens had, was hij in zijn eerste vormingsjaren een luie leerling. Hij liep liever in de vrije natuur dan dat hij serieus studeerde. In brieven en aantekeningen over de laatste periode van zijn leven, komt naar voren dat hij best wel veeleisend kon zijn.’
Jos zoekt graag in allerlei archiefstukken naar gegevens over de Stichters van de FIC. | |
‘Daarnaast is het duidelijk dat zijn oma hem ook de gevoeligheid heeft bijgebracht voor het lot van medemensen die het niet goed maakten. Dat verklaart zijn tomeloze inzet op een breed maatschappelijk gebied voor eigentijdse noden: hij zorgde ervoor dat arme kinderen maaltijden werden aangeboden, dat jonge arbeiders werden gevormd, dat kinderen onderwijs kregen, dat meisjes die ongewild in verwachting waren geraakt liefdevol werden begeleid, dat de Vincentius Vereniging Maastricht nieuw leven werd ingeblazen en dat hij geld en goed niet voor zichzelf hield maar dat ruimhartig deelde met anderen.’ |
bewogen mens met een zwak lichaam
‘Uit archiefstukken blijkt dat hij zijn hele leven lang lichamelijk zwak was. Hij wilde – toen hij eenmaal met kracht zijn leven serieus vorm begon te geven – missionaris worden. Maar daarvoor werd hij afgekeurd. Toen begon hij met een haast niet te temmen drang zich op velerlei gebied in te zetten als missionaris in de stad Maastricht. Ik denk dat hij zich hierin wellicht heeft vertild. Hij wilde te veel. Het moest te vlug. Hij was té bewogen. Dat brak hem rond 1870 – hij was toen 60 jaar oud – heel erg op. In geschriften lees ik dat hij “zwaarmoedig en treurig werd”. Hij voelde zich depressief worden en wat er om hem heen gebeurde kleurde hij zwart en somber in. Ik denk dat dit voor zijn familie, maar ook voor de broeders niet eenvoudig was om mee om te gaan.’
‘Ook broeder Bernardus Hoecken had het daar, als algemeen overste, best wel moeilijk mee. Er werd gezocht naar een modus om Mgr. Rutten een goede oude dag te bezorgen. In brieven die ik in ons archief vond, lees ik dat men voor hem naar een goede opvang en behuizing zocht. Met de Deken van Veghel is er gesproken over het inrichten van een huis in Veghel, voorlopig voor onze Stichter met twee medebroeders, br. Firminus van Berkel en br. Borgias Voogt. Deze laatste zou dan de gelegenheid krijgen zich verder te bekwamen in het bouwkundig tekenen.
| |
Jos Bom: "Mgr. Rutten wilde teveel .. Hij was te bewogen." |
Er is vanuit Den Bosch geïnformeerd of de Stichter geplaatst zou kunnen worden in een nieuw gesticht in Berlicum. Maar uiteindelijk werd toch een oplossing gevonden bij de Broeders Alexianen in Tienen (België). Hij kreeg hier een eigen “appartement” in hun gesticht voor geestelijk zwakke mensen. In brieven van Louis Rutten heb ik gelezen dat hij daar zeer goed werd begeleid door broeder Vincent, die hem verzorgde en hem gezelschap hield. Als deze een paar dagen niet aanwezig was geweest, bleek Louis heel blij dat Vincent weer in zijn nabijheid was.’
oog voor de eigen tijd
‘In mijn werk in het AZM heb ik jarenlang met mijn collega’s nagestreefd dat je bij iedere patiënt moet uitgaan van zijn of haar eigen mogelijkheden. Dat je vooral moet proberen de aanwezige goede wil te activeren. Momenteel zijn er goede medicaties om iemand over zijn depressiviteit heen te helpen. In 1870 lag dat natuurlijk anders. Ik denk dat Louis Rutten ook slachtoffer is geworden van de beperkingen van zijn tijd, ondanks alle liefdevolle verzorging om hem heen.’
‘Wat me dan steeds weer opvalt is, dat broeder Bernardus zijn vriend Rutten niet in de steek laat. Hij gaat hem met grote regelmaat opzoeken in Tienen. Hij neemt materiaal voor hem mee waarmee hij handvaardig kan bezig zijn. Met ontroering luister ik naar de speeldoos die de Stichter tot zijn beschikking had tijdens zijn bezigheden. Ik kan me ook voorstellen dat de doorsnee-broeder in die tijd het moeilijk vond om contact met Rutten te zoeken, omdat – ook heden ten dage nóg – het veel van een bezoeker vraagt om met mensen die geestelijke zware dagen doormaken, om te gaan. Het blijft voor mij staan dat het in wezen heel dramatisch is dat een man met zulk een rijke verdienste op velerlei vlak, de laatste twintig jaren van zijn leven eigenlijk “uitzichtloos” heeft moeten doorbrengen.’
mijlpaal in eigen geschiedenis
Op de PAAZ-afdeling van het Academisch Ziekenhuis Maastricht wordt eerst naar de patiënten geluisterd en gekeken. | |
Vlak voor de zomer zet broeder Jos Bom een belangrijke stap in zijn eigen levensgeschiedenis: hij gaat met pensioen. Vijfenzestig geworden in februari 2015, “mag” hij volgens de meest recente regelingen nog een aantal maanden doorwerken. ‘Met opzet heb ik mijn werkzaam leven precies volgens de regels afgerond. Dat houdt in dat ik mijn volle pensioen ontvang over de tweeëndertig jaar die ik als verpleegkundige in het Academisch Ziekenhuis in Maastricht (AZM) heb gewerkt.
|
Ik doe nu veel handelingen “voor het laatst” en dat geeft een wat vreemd gevoel. De introductie van nieuwe apparatuur en het behalen van certificaten laat ik langs me heen gaan. De door mij gevolgde bijeenkomsten voor bijscholing hoef ik niet meer bij te wonen. Mijn werkterrein lag op de PAAZ afdeling in het AZM. We nemen hier voor een bepaalde periode mensen op die geestelijk het kompas over hun leven (even) kwijt zijn. Dat kan variëren van mensen met een ernstige depressie, tot anorexiapatiënten en andere psychiatrische stoornissen.’
‘In ons gesprek hebben we over de tijdgebonden zorg en opvang gesproken van Mgr. Rutten. Toen ik in 1983 in het AZM kwam werken, lagen onder andere depressieve mensen veel in bed. Maar dit is in een razend tempo in korte tijd veranderd. Nu worden deze patiënten geactiveerd om aan de dagelijkse activiteiten en therapieën toe te komen. Door verbeterde diagnostiek, nieuwe medicijnen en therapieën is de patiëntenzorg duidelijk verbeterd. Er is intensief contact met de naasten van de patiënt, er wordt gestreefd om er samen uit te komen.
| |
Jos Bom: "Met ontroering luister ik naar de speeldoos,die de Stichter tot zijn beschikking had tijdens zijn bezigheden." |
Luisteren en observeren zijn belangrijke zaken voor alle medewerkers binnen de afdeling. Meestal verblijft men drie weken op de PAAZ maar als het nodig is, is een langer verblijf ook mogelijk. Daarna meestal gevolgd door dagbehandeling en verdere verwijzing naar ambulante hulpverleners, om de overstap naar thuis geleidelijk en goed te kunnen maken.’
teamwork
Jos is op het ogenblik de oudste verpleegkundige op zijn afdeling. Hij is heel erg te spreken over de onderlinge samenwerking. ‘Ons werken met geestelijk kwetsbare mensen is een kwestie van samen-doen, samen verantwoordelijk zijn, goed communiceren met elkaar. Ik ben heel dankbaar voor de prettige band die we samen hadden, wat er ook toe heeft geleid dat we vruchtbaar konden werken. Ons werk is bijzonder gevoelig en vraagt een goede waakzaamheid: bij een beenbreuk weet je wat je moet doen en hoe lang het genezingsproces duurt. Op onze afdeling kun je in onzekerheid verkeren of de therapie waarvoor je samen koos, ook de juiste is.’
Jos wil als vrijwilliger blijven meegaan met vakanties van De Zonnebloem. | |
‘Ik merk aan mijn collega’s dat ze het jammer vinden dat ik het AZM verlaat. Ik ben de oudste en heb velen van hen zien komen. Een verpleegkundige die we op onze afdeling hebben begeleid neemt een groot deel van mijn taak over. Daarbij hoop ik dat er aan elke patiënt steeds duidelijk kan worden gemaakt “dat er verbetering en vooruitgang te bespeuren is”. Zo’n positieve benadering heeft bij mij altijd tot goede resultaten geleid.’ |
‘Naast het feit dat ik vanwege mijn leeftijd wegga, is er ook wel een klein gevoel van opluchting. In die tweeëndertig jaar is er qua organisatie ontzettend veel veranderd in ons ziekenhuis. Overal wordt alles gecontroleerd. Alles moet schriftelijk worden vastgelegd. Aan administratief werk ben je veel meer tijd kwijt dan voorheen en dat gaat ten koste van de bejegening en aandacht voor elke patiënt. Los daarvan zal ik – zeker de eerste maanden na mijn pensioen – het werk, mijn collega’s en de patiënten missen.’
en wat ga je nu doen?
Dat is een vraag die je nooit stellen moet aan iemand die zijn arbeidzame leven afrondt. Alsof er weer meteen “gewerkt” moet gaan worden. Die vraag stel ik dus niet aan Jos want gelukkig komt hij zelf al – ongevraagd – met een antwoord.
‘Ik denk dat ik de eerste maanden gewoon wat op rust ga komen. Het is een ingrijpende verandering in mijn leven en in mijn dagritme. Ik blijf natuurlijk mijn bezigheden voor de communiteit aan de Capucijnengang voortzetten, dat wil zeggen: vaak in het weekend koken en elke week boodschappen doen. Daarnaast pak ik mijn archiefwerk weer serieus op. Ik ben bezig met enkele stamboomonderzoeken en ook wil ik me nog meer verdiepen in het leven en werken van Mgr. Rutten.
| |
Met grote regelmaat bezoekt Jos zijn ouders. |
Kort geleden – 5 mei 2015 - is mijn vader overleden. Wij hebben hem lang in ons midden mogen hebben. Na een periode van verdriet is dankbaarheid gekomen, voor alle goeds dat we voor elkaar hebben betekend. Pa blijft een warme plaats in ons hart houden. Vanzelfsprekend blijf ik mijn moeder, die inmiddels ook hoogbejaard is, trouw bezoeken en dat geldt ook voor mijn andere familieleden.
Ik ga jaarlijks mee met de Zonnebloemvakantie en maak ook een vaste tijd vrij voor lezen en bezinning. Of ik met een sabbatjaar ga beginnen, weet ik nog niet. Maar ik vind het wel erg fijn dat onze bezinningsgroep rond “The Course of Miracles” doorgaat. Dat blijft me op de been houden en draagt al sinds 1998 bij aan mijn innerlijke groei. Werken aan jezelf gaat nooit met pensioen. Zo is het maar net.’
Wim Swüste
Bron: Berichten van de Broeders van Maastricht, 2015, nr. 2
|