Je zelf en anderen kunnen vergeven
'In onze Konstituties staat dat we elkaar moeten bemoedigen en bezielen. Dat we steeds
bereid moeten zijn elkaar te vergeven. Ik vind dat -als gemeenschapsmens - het belangrijkste dat er bestaat. Dat je een ander, maar ook je zelf, kunt en wilt vergeven.'
We zijn in gesprek met broeder Carlo Hillenaar (1925). Hij werkte bijna heel zijn leven in Indonesië, remigreerde in 1998 en ging toen wonen op de Sterreschansweg in Nijmegen. Na de opheffing van deze communiteit woont hij thans in De Beyart en is lid van de communiteit Overkant.
Communiteit
'Zonder communiteit had ik het niet volgehouden. Ik ben nu vijfenzestigjaar broeder en ben dankbaar dat ik in Indonesië en Nederland steeds met een groep medebroeders heb mogen samenleven. Dat is natuurlijk niet altijd een gemakkelijke opgave. Je ervaart natuurlijk ook wel eens pijn aan elkaar, naast het vele goede dat je elkander schenkt. Ik voel mezelf hierin soms tekort schieten, ben wel eens bang dat ik de anderen teleurstel.
 |
 |
Trots poseerde Carlo tijdens zijn postulaat op de Beyart vlak na de
Tweede Wereldoorlog voor een Amerikaanse legerwagen |
|
Ik weet dat ik (ongewild) niet zo toegankelijk of spontaan overkom. Dat doet me pijn. Over koetjes en kalfjes praten gaat me niet goed af. Vaak ben ik jaloers op mensen die deze kunst wél beheersen. Mensen hebben tijd nodig om mij nabij te komen.'
'Als ik op verlof was in Nederland logeerde ik steevast bij mijn familie. En ik keek en luisterde hoe mijn broers en zussen met hun partner omgingen. Relaties tussen levenspartners lopen ook niet altijd over rozen. Belangrijk is dan dat je jezelf goed leert kennen. Dat je ruimhartig bent ten opzichte van de ander die je dagelijks ontmoet. Eigenlijk komt het erop neer dat je een grote mate van vergevingsgezindheid in jezelf ontwikkelt, dat je anderen kunt vergeven. Maar vooral ook dat je je eigen tekorten leert kennen en die durft te accepteren.'
|
'Ik heb nogal wat kapittels mee mogen maken, als lid of als tolk. En steeds stond geagendeerd om met elkaar te spreken over ons gemeenschapsleven. Over het "Elkanders broeder zijn". Dat probeer ik, met vallen en opstaan. Ik ben van huis uit een hartelijk en belangstellend mens, maar ik zeg je eerlijk dat ik bijvoorbeeld grote schroom heb om hier een kamer van een zieke broeder binnen te lopen. Vindt hij het wel prettig dat ik kom? Heb ik hem iets onderhoudends te vertellen? Erg eigenlijk, hè? Maar door dit feit heb ik er begrip voor dat anderen zich ook onhandig kunnen voelen bij een zieke. En dat stemt tot mildheid bij mezelf.'
Indonesië
Toen ik vrij kort na de Tweede Wereldoorlog naar Indonesië werd uitgezonden, trof ik daar veel medebroeders aan van Nederlandse afkomst. Ze hadden allemaal een verschrikkelijke kampervaring achter de rug. Twaalf medebroeders van Nederlandse afkomst hadden de Japanse bezetting niet overleefd. Als nieuweling stond je buiten die ervaringen, je voelde je soms echt als 'n "baru", een nieuwkomer.' 'Ik heb erg mijn best gedaan om "elkaar nabij te zijn in vreugde en verdriet" zoals het zo mooi in onze Konstituties staat. Met de Indonesische broeders heb ik heel goede contacten gehad. En nu nog.
|
 |
 |
Semarang 1952: Ondanks een goede band met medebroeders en leerlingen – zoals hier dopelingen – voelde Carlo zich in Indonesië toch een beetje een buitenstaander |
|
Maar toch heb ik me in het diepst van mijn hart altijd een beetje een buitenstaander, een beetje "allochtoon", gevoeld. Toen me eens werd gevraagd waar ik mijn oude dag zou willen doorbrengen, heb ik gezegd: Indonesië en mijn medebroeders aldaar hebben me écht tot een rijk mens gemaakt. Ik heb heel veel aan hen te danken. Dankbaar en met pijn in mijn hart heb ik 1998 afscheid genomen van Indonesia. Ik leef thans in De Beyart samen met mijn medebroeders in de Overkantcommuniteit, met broeders uit andere communiteiten en met veel zusters en leken die ik allemaal een warm hart toedraag.'
Begeleiding
 |
 |
Als directeur van het Roncalli Instituut in Salatiga speelde Carlo niet
alleen een belangrijke rol bij de vorming van Indonesische religieuzen.
Hij was er ook gastheer van internationale congregationele
vergaderingen, zoals het FIC vormingscongres in 1984
|
|
Carlo Hillenaar was jarenlang directeur van het Roncalli Instituut in Salatiga op Java. Aanvankelijk was dit huis bedoeld voor de vorming van eigen medebroeders. Maar al vlug konden ook leden van andere broeder- en zustercongregaties van de goede begeleiding in dit instituut gebruik maken. Bijvoorbeeld religieuzen die voor hun eeuwige professie stonden, maakten hier een grondige retraite door, met veel persoonlijke gesprekken. In de staf zaten onder andere de broeders William Kets en Joachim van der Linden.
|
'Van huis uit heb ik een goed gevoel meegekregen om aandacht te hebben voor mensen die worstelen, die het moeilijk hebben. In mijn begeleiding van religieuzen bleek dat duidelijk. Ik voelde voor hen een warme belangstelling en zorg. Het werk dat ik mocht verrichten met anderen op het Roncalli Instituut was voor mij bijzonder boeiend en inspirerend. Maar het was soms ook wel slopend, omdat er een verantwoordelijkheid op je schouders lag over de toekomst van mensen: moet je iemand niet adviseren maar op te houden met de gekozen levensweg? Moet je de raad geven om het afleggen van eeuwige geloften uit te stellen?'
'Ik ben dankbaar dat ik in de gelegenheid werd gesteld om mezelf te trainen en me te laten begeleiden. Dat heb ik tweemaal mogen doen in Amerika: in St. Louis (1972-1973), en in Chicago (198-1986).De eerste maal, in de zeventiger jaren, werd ik begeleid door een Jezuïet. In de jaren tachtig door een zuster. Beiden hebben voor mij heel veel betekend. " In het begeleiden van anderen kun je veel begrip opbrengen, ben je mild, , maar voor jezelf leg je de lat veel te hoog" maakte die Zuster me duidelijk. Ik heb van haar geleerd dat mijn eigen zwakheden voor anderen een zegen kunnen zijn. "De volmaaktste begeleiders zijn vaak de slechtste begeleiders", zei ze wel eens.
|
 |
 |
Carlo was vele malen als lid of als medewerker aanwezig bij generale
kapittels van de congregatie, zoals hier in 2000 in Wa (Ghana)
|
|
Het is dan heel verlossend dat je dan eens flink kunt huilen om je eigen kleinheid van je af te spoelen en voluit dankbaar te kunnen zijn om wat je aan sterke, maar aan ook zwakke kanten in huis hebt. Ik lees in onze Konstituties: "We maken in onze gemeenschap ons samenleven slechts onvolkomen en gebrekkig waar. Maar we blijven ernaar streven om het goede in onze medebroeders te zien en dat te waarderen". Dat zijn voor mij realistische en troostrijke gedachten.'
Brief van de generale overste
'Onze generale overste Martinus Handoko stuurde ons enige tijd geleden een brief over ons communitair samenzijn. Ik vind het heel goed dat hij ons daarin nog eens nadrukkelijk oproept om elkaar nabij te zijn, vooral in tekens van broederlijke liefde. Daarbij is het belangrijk dat we onze broederlijkheid laten blijken door goede communicatie die verder gaat dan het spreken over alledaagse zaken. 'Ik vind het een zegen dat we communitair samenleven. Vooral in zo'n groot huis als De Beyart is zou je anders verloren lopen. We bidden als communiteit op een vast moment elke dag samen en treffen elkaar in de avond bij recreatie. Het is belangrijk - zo is mijn mening - dat we in ons onderling contact de verwachtingen niet te hoog moeten leggen. Mijn ervaring is dat we elkaar (in Indonesië en in Nederland) steeds op een hartelijke wijze tegemoet treden. Niet altijd kan er op een diep niveau van gedachten worden gewisseld. Maar als dat wel gebeurt, is dat een rijke ervaring en een zegen.'
Wim Swüste
Bron: Berichten van de Broeders van Maastricht
Broeder Jan Hillenaar is overleden te Maastricht op 10 april 2014.
|