|
![]() |
|
![]() |
‘je moet wel jezelf blijven’Een gouden jubilaris: broeder Frans School. Familieman, schoolmeester, psycholoog, bestuurder, trouwe werker, genieter van het leven. Hij heeft in zijn zeventig levensjaren de gelegenheid benut om aan zichzelf te werken, heeft geleerd van zijn vele ontmoetingen met mensen, en vindt dat hij tóch trouw aan zichzelf moet blijven. ‘Misschien is hier niet iedereen mee tevreden, maar ik beschouw het als een goede levenshouding.’ We laten vijftig jaar inzet in en buiten de congregatie in dit gesprek aan ons voorbij gaan.aan de voet van die ouwe wester
vorming tot broeder
‘De sfeer in het juvenaat was die van een klein dichtgeplakt dorp. Er was geen contact met “buiten”. Alles gebeurde op “eigen grondgebied”. Ik besefte pas goed in mijn latere levensjaren, dat we in de gang naar ons volwassen-worden nogal krampachtig werden bejegend. Dat is geen verwijt, want de tijdsgeest was toen zo, maar wel jammer. Gelukkig kregen we wat meer “lucht”, toen broeder Louis Janssen overste werd in Zevenaar.’ ‘Op de kweekschool aan de Tongerseweg in Maastricht hadden we persoonlijke gesprekken met broeder Bruno van der Made en werden we goed bij de tijd begeleid door de Jezuďeten Renckens en Rietmeijer. We volgden het leven en werken van de broeders daar van een afstand. Maar in het noviciaat in De Beyart ontdekte ik pas werkelijk wat het religieuze leven ging inhouden. Ook daar vond ik – achteraf gezien – de vorming, die gericht zou moeten zijn op een groei naar een volwassen seksualiteit, bekrompen en niet open. Er was geen positieve benadering van de lichamelijkheid. Toch legde ik voldoende gemotiveerd mijn eerste geloften af in 1965.’ ‘Toen ik – na 8 ŕ 9 jaar – toe was aan mijn eeuwige professie, raakte ik in een crisis. Ik was lid van de kleine communiteit aan de Groesbeekseweg in Nijmegen. Het waren kerkelijk en maatschappelijk roerige tijden, met veel broeders die uittraden, en dat alles trok een diep spoor in mijn leven. Het maakte me onzeker over mijn toekomst als broeder. Ik ben mijn toenmalige medebroeder Theo Mandos, maar ook de andere broeders zeer erkentelijk dat ze me toen met veel invoelingsvermogen gesteund hebben. Zo kon ik – na verkregen uitstel – professie doen in de vorm van een “binding voor onbepaalde tijd”. In de loop der jaren, toen broeder-zijn heel duidelijk mijn weg bleek te zijn, werd deze aparte vorm van binding in feite een professie voor het leven.’ studie en werk
‘Mijn sterke kanten waren: het maken van beleidsnotities en bestuursverslagen voor de provinciale kapittels, de redactie voeren van onze “Mededelingen”, het mede sturing geven aan de ontwikkelingen van het woonzorgcentrum De Beyart, en het begeleiden van de opheffing van de communiteiten Amsterdam Postjesweg, Nijmegen Sterreschansweg en Rotterdam Mathenesserweg. Met name dit laatstgenoemde werk vroeg een groot invoelingsvermogen en voorzichtigheid. Het gaf voldoening dat het goed kon worden afgerond.’ meeleven met slachtoffers‘In de loop van 2010 begonnen steeds meer droevige feiten van seksueel misbruik naar boven te komen. Broeder Theo Broelman was, als toenmalige provinciaal overste, daarvoor de eerste aanspreekpersoon. Na zijn overlijden nam broeder Kees Gordijn zijn taak over en deze vroeg me hem bij zijn inzet rond het luisteren naar en meeleven met de slachtoffers ter zijde te staan. Dat heb ik mogen voortzetten, nadat ik mijn achttienjarige periode als lid van het bestuur had afgerond. Alhoewel er nog steeds meldingen binnenkomen, denken we dat dit tragische proces eind 2015 kan worden afgerond.’
‘We bieden de slachtoffers een traject aan van “mediation”. De meesten maken daarvan gebruik. Het is een diep menselijk gebeuren, van inleven en invoelen. Van erkennen dat het misbruik heeft plaatsgevonden, het slachtoffer onvoorwaardelijk geloven en hem helpen deze zwarte bladzijde in zijn leven om te slaan. Bij ons staat het slachtoffer centraal. We proberen als FIC een beetje te herstellen van de schade die er in het verleden door medebroeders helaas is aangericht.’ ‘Als je met zo’n man, vaak bijgestaan door zijn echtgenote, familielid of vriend, oog in oog aan tafel zit, gaat er veel door hem maar ook door mij heen. Verschrikkelijk wat hij heeft moeten doorstaan en dramatisch dat hij het zo lang heeft moeten meedragen. Zulke gesprekken zijn voor alle betrokkenen zeer indringend en ook pijnlijk. Maar we krijgen voor deze aanpak veel positieve reacties terug. Dat komt vooral door het feit dat slachtoffers zich eindelijk serieus genomen voelen.’ leren omgaan met jezelfFrans School maakt dankbaar gebruik van de kansen die hij krijgt om meer zicht te krijgen op zijn eigen groei als broeder en mens. ‘Ik kom daardoor dichter bij mezelf, bij God en bij de ander. Het leert me om aandachtiger in het leven te staan. Om meer open te zijn voor anderen.
‘Dat ervaar ik ook bij mijn deelname aan de Vincent Leergang en de Vincentiaanse pelgrimstocht door Frankrijk. Ik ben heel dankbaar dat ik dit alles heb mogen meemaken. In de loop van de jaren ben ik een rijper en wat evenwichtiger mens geworden, waarbij ik zoveel mogelijk probeer mezelf te blijven.’ internationale communiteitSinds januari 2013 is Frans lid van de internationale communiteit Emmaüs aan de Burgemeester Cortenstraat in Maastricht. Vrijwel dagelijks fietst hij van daaruit naar het FIC-kantoorgebouw aan de Prins Bisschopsingel om daar werkzaamheden voor het provinciaal bestuur te verrichten.‘Het samenleven met acht medebroeders uit Indonesië, Ghana en Nederland vind ik een uitdaging die me prikkelt. Altijd al heb ik interesse gehad in andere culturen. De voertaal in onze communiteit aan tafel, bij de recreatie maar ook bij het gebed, is Engels. Dat valt niet altijd voor iedereen mee, maar door daaraan trouw te blijven, schep je ook een onderlinge band. Ik probeer bij te dragen aan de sfeer en de gezelligheid en mag ervaren dat dit door mijn huisgenoten wordt gewaardeerd. Een paar maal per jaar hebben we een recollectiedag, die door een van ons wordt voorbereid. Er wordt dan een thema behandeld middels teksten, gebeden en liederen, maar vooral ook door een lange periode van stilte voor persoonlijke reflectie. We sluiten dat dan af met een open uitwisseling van persoonlijke ervaringen en met een viering. Zulke dagen leveren een speciale bijdrage aan onze onderlinge verbondenheid.’
‘Over vieren gesproken,’ zegt Frans als hij zijn papieren ordent waarop hij ons gesprek minutieus heeft voorbereid, ‘ik weet nog niet hoe ik mijn feest ga vieren. Ik hoop dat dit gebeuren kan met familieleden, vrienden en medebroeders. Ik zal daarbij getuigen van mijn grote dankbaarheid. Dank omdat huisgenoten me door een keuze-crisis hebben heen geholpen, omdat ik veel kansen heb gekregen in mijn studie en bestuurlijk werk, en vooral dankbaar voor de goede relatie die ik mag hebben met mijn medebroeders, mijn familie, mijn vriendinnen en vrienden.’ Wim Swüste |