|
|
|
honderd procent inzet voor waardige liturgie
gepolijst door het leven‘De broer van mijn moeder was een gerespecteerd koordirigent, die een behoorlijk aantal koren leidde. Hij vond dat ik een mooie zangstem had, maar heeft er nooit op aangedrongen dat ik een zangstudie ging volgen. Daar waren trouwens thuis de omstandigheden niet naar. Het was al geweldig dat ik naar de middelbare school kon gaan. Toen ik die afgerond had, werd mijn vader ernstig ziek en ben ik vanaf mijn zestiende thuis gebleven onder andere om zorgtaken te verrichten. Ik nam een baan aan op een distributiekantoor voor levensmiddelen. Daar was ik werkzaam bij de afdeling verkoop, hetgeen me goed afging.’‘Ondertussen bleef er een groot verlangen in me om een muziekopleiding te gaan volgen. Ik werd toegelaten tot het conservatorium in Tilburg en ging daar orgel en piano studeren. Tevens volgde ik de opleiding tot muziekdocent, hetgeen me nu met het geven van pianolessen goed van pas komt. Jacq van den Dool gaf me orgelles. Maurice Pirenne en Huub Houet waren ook docenten waaraan ik veel te danken heb. De opleiding duurde vijf jaar.’
gelovige inzet‘Van huis uit ben ik lid van de Nederlands Hervormde Kerk. We waren trouwe kerkgangers in onze jeugd en een sterke affiniteit met het geloof heb ik altijd gehad. Alhoewel ik belijdend lid was van voornoemde kerkgemeenschap, groeide diep in mijn hart een toenemende onvrede met de manier van “vieren” in die kerk en voelde ik me nauwer betrokken bij het katholieke geloof. In de jaren negentig van de vorige eeuw ben ik dan ook toegetreden tot de katholieke Kerk, waarvan ik – met een gezond gevoel voor kritiek – nu lid ben.’‘Na onze verhuizing naar Maastricht werd ik organist in de Sint Janskerk aan het Vrijthof. Ik kon helaas niet op het grote orgel spelen, want dat werd gerenoveerd. In die tijd was dominee Fokkelien Oosterwijk daar de voorganger.’ ‘Toen ik via via vernam dat er een plaats van organist in het klooster De Beyart vrij kwam, heb ik de stoute schoenen aangetrokken en vroeg ik een gesprek aan met de overste, broeder Martinus Salman. Het was voor mij een verrassing dat er achter de Beyartpoort een prachtig klooster lag met een nieuwe kapel, waarin zich een mooi orgel bevond. Nóg groter was mijn verrassing toen ik werd opgeroepen voor een vervolggesprek. Ik maakte daar kennis met broeder Tiburtio Kalwij, die afscheid nam als organist. Ik sprak met broeder Gerard Hermans die dirigent was. Voor hem was het fijn om te vernemen dat ik al jaren een groot liefhebber ben van gregoriaanse muziek. In mijn opleiding had ik me daar speciaal op toegelegd. Ik heb daar mijn bevoegdheid in gehaald en buitengewoon veel geleerd van pastor Curris (thans pastoor van de Lievevrouwe basiliek) die een uitstekend docent was.’ ‘Toen de sollicitatiecommissie vernam dat ik het begeleiden van volkszang heerlijk vond, verkreeg ik mijn aanstelling. Ik werk nu al dik vijfentwintig jaar op De Beyart en heb het er erg naar mijn zin.’ kind aan huis‘Aanvankelijk was het natuurlijk wel wennen. Ik vond de kloosterlijke sfeer heel aangenaam, ondervond veel toegewijde steun van de broeders Tiburtio, Gerard Hermans en later van Remund Pennings. Wat me wat stoorde, was dat er een sfeer heerste van “opkijken naar het gezag”. Ik bedoel daarmee te zeggen dat men – in mijn ogen – te veel aanleunt tegen mensen die een hogere positie innemen: een overste, een gewijde voorganger, mensen met een grote staat van dienst. In de loop van de jaren heb ik dat gevoel zien afnemen en heb ik daar niet onder geleden.’
‘De tijd staat natuurlijk niet stil en ik heb in die vijfentwintig jaar heel veel zien veranderen. In 1987 waren er al zusters Carmelietessen en Reparatricen in huis, maar dat aantal heeft – in ruime congregationele verscheidenheid – zich ruim uitgebreid. Op dit moment is er een grote groep niet-religieuzen in De Beyart opgenomen en slinkt het aantal broeders gestaag. Met deze gemêleerde gemeenschap heb ik een erg goede band. Ik ken bijna alle mensen en heb het gevoel dat ik er kind aan huis ben. Het is een zeer specifiek publiek waarvoor ik orgel (en soms piano) speel. Maar het is ook een dierbare groep mensen geworden, waarvoor ik me van harte blijf inzetten. Er heerst een goede sfeer van rust. Ik krijg er alle ruimte. De liturgie wordt er met zorg verricht en de voorgangers doen zeer hun best om tot een stijlvol vieren te komen.’ brede inzet voor de beyart
‘Sinds twee jaar ben ik voorzitter van de liturgiegroep die bestaat uit pater Wishaupt OCD, mevrouw Myriam Steemers (hoofd geestelijke verzorging), broeder Gerard Hermans (dirigent), zuster Mariëtte de Charro OCD en broeder Frans Turkenburg (koster). We zetten in onze vergaderingen lijnen uit voor de komende periode en evalueren hoe de afgelopen vieringen zijn verlopen. Uiteraard komen ook inhoudelijke zaken aan de orde. We werken consequent aan de uitbouw van ons liederenrepertoire. In de afgelopen jaren zijn er ruim veertig nieuwe liederen aangeleerd die door de gehele kapel worden meegezongen. Ik distribueer de maandroosters met de vaste en wisselende gezangen onder de koorleden, dirigent en de geestelijke zorg. Mij is ook gevraagd om de vervangende voorgangers te zoeken als broeder Nico Coolen afwezig is en ik schrijf in de Beyartberichten elke maand een bijdrage vanuit de Werkgroep Liturgie. Daarnaast zorg ik voor het archiefbeheer van alle liturgieën die in de loop der jaren zijn vervaardigd.’ ‘Elke vrijdag neem ik de muzikale verzorging van de komende zondagsdienst door en heb ik een gesprek met Myriam Steemers over lopende zaken. Die voorbereiding én het gesprek met Myriam zijn voor mij een goed moment van bezinning. Me richtend op de lezingen van de zondag, laat ik me leiden door de inhoudelijkheid van de teksten die we samen in de kapel gaan zingen. Dat geeft bij mij de noodzakelijke diepgang in mijn werk waaraan ik bijzonder hecht.’ Wim Swüste Bron: Berichten van de Broeders van Maastricht, april 2013 naar boven |